Over grensvervaging, knopen en zwarte gaten in het creatieproces van The Lab
Lang dacht ik dat makerschap betekende: Keuzes maken. Structuur aanbrengen, kaders zetten, verbanden zoeken. De welkome, maar ongeorganiseerde stroom inspiratie omzetten in iets tastbaars en vertaalbaars. Ik had geleerd te handelen, te organiseren, te denken, te beslissen. Vanuit niets iets te maken.
Toen ik begon aan mijn nieuwste creatie, The Lab, veranderde er iets in mijn houding als maker. Het werk verlangde iets van me dan ik niet gewend was, en ik moest op zoek naar een andere manier van mezelf verhouden tot creatie. Dat leverde een heleboel op. Chaos. Paniek. Maar ook vragen en inzichten, waarvan ik er graag een aantal met jullie, het potentiële publiek van The Lab, deel. Ik waarschuw alvast: Het doel van deze reflectie is, net als The Lab en de creatie ervan, niet per se om het te begrijpen. Eerder het tegenovergestelde. Best of luck.
Succes is een keuze en ik ben de schepper van mijn schepping
Vanuit hedendaags perspectief is er een sterk geloof in de maakbaarheid van de mens. Niet langer zijn wij moderne mensen hoeders van de schepping, maar eerder scheppen wij ons eigen lot. Onze liberale maatschappij, en wij daarmee voor onszelf en onze medemens, is hard: Je succes heb je aan je eigen handelen te danken, maar als je faalt moet ook dat in jezelf worden gezocht. Er is een sterk geloof in de autonome mens, wij kiezen wie we zijn, hoe we handelen, wat we maken. Die blik heeft zich denk ik ook vertaald naar het hedendaagse makerschap. De neoliberale geest lijkt er een die de kunstenaar als de schepper van zijn schepping begrijpt. Dat komt ongeveer overeen met hoe ik mijn eerdere werkprocessen heb ervaren: ik bedacht, bepaalde, en het werk vormt zich naar mijn voorwaarden.
In een van de duidende gesprekken die ik had met mijn partner en filosoof dr. Max van der Heijden leerde ik dat deze blik lang niet altijd dominant is geweest. Hij vertelde me dat al in Plato’s dialoog Io het idee van de kunstenaar als autonome schepper wordt uitgedaagd. In plaats daarvan biedt Plato, via Socrates, het beeld van de kunstenaar aan als het medium van goddelijke inspiratie. Io, dat is de naam van de kunstenaar, een dichter, bezit geen kennis of vakmanschap, technè, maar raakt juist in vervoering. Hij is niet een deskundige maker maar iemand die vanuit een letterlijke bezetenheid spreekt:
“For the poet is a light and winged and holy thing, and there is no invention in him until he has been inspired and is out of his senses, and the mind is no longer in him: when he has not attained to this state, he is powerless and is unable to utter his oracles.” (Plato, 2021, Ion, 535b)
Socrates gebruikt het beeld van een keten van magneten om dit te duiden. De muzen zijn hier de oorspronkelijke magneten die de dichter, een andere magneet, in beweging brengt die op zijn beurt weer een andere magneet, het publiek, in beweging brengt. Kunst, volgens deze opvatting, is dus geen bewuste schepping van de kunstenaar maar eerder het resultaat van een kunstenaar die zichzelf heeft overgeleverd aan het kunstwerk. In Io’s geval is het bovendien zo dat de dichter geen weet heeft van wat hij zegt: hij is bezeten en niet rationeel.
Dit alles schrijf ik niet zomaar op. Socrates’ duiding van het makerschap komt in de buurt van wat ik zelf heb ervaren tijdens het maakproces van The Lab.
Een kleine introductie
The Lab is ontstaan vanuit de gedachte dat als we als moderne, autonome mensen verder willen komen, en we de ecologische en humanitaire crises die zich nu voltrekt willen oplossen, we tot een andere manier van denken en zijn moeten komen dan de manier van denken en zijn die heeft gezorgd voor deze crisissen.
Als maker en filosoof vertaalde ik deze gedachte naar het (artistieke) idee dat we eerst en vooral moeten verdwalen. Richting moeten verliezen, van het gebaande pad af, gedesoriënteerd raken. Geen grip meer hebben op de wereld, zodat de wereld, met zijn ingesleten patronen en normen, ook geen grip meer kon hebben op ons en ons denken. Vanuit die motivatie creëer ik samen met mijn team, The Lab.
In het heel kort: The Lab is een installatie, in wording, geïnspireerd op een labyrint, die je als bezoeker betreedt. Het is een vormgegeven – subtle foreshadowing – levende ruimte in het bijna donker waar je als bezoeker eindeloos doorheen loopt, maar waarbij je nooit om de hoek kan kijken. Ik had het verlangen om letterlijk richting te verliezen, een staat van niet-weten op te wekken in (het lichaam van) de bezoeker.
Niet iets doen
Medemaker Theun Mosk en ik besloten dat als we met dit werk bezoekers richting wilden laten verliezen, wij dat zelf in het maakproces eerst en vooral ook moesten doen. Met een première op de planning en slechts vier maakweken in het vooruitzicht, keerden we ons kompas radicaal om: Op dag één van het maakproces besloten we actief en 8 uur lang niet iets te doen, voor zover dat kan. Het maakte dat we het zwarte gat van The Lab ingezogen werden. Hier werkte de zwaartekracht niet meer. Die 8 uur voelde als de eindeloze val, de onwetendheid in. Het was heel oncomfortabel. Sinds die dag is de grens tussen creatie (The Lab) en creërende (Theun en ik) gaan vervagen.
We zijn op zoek naar B, dus doen A. We kwamen uit bij Q
Op dag twee bouwden we een provisorische installatie, met in ons achterhoofd het idee van de publieksbeleving die we wilden creëren: richting verliezen. In plaats van dat Theun en ik als makers actief keuzes maakten over wat er moest veranderden, wat wanneer moest gebeuren en hoe dat eruit moest zien, merkten we al snel dat The Lab als installatie, als entiteit, ons iets te vertellen had. Het verlangde van ons dat we verstilden, luisterden. Het klinkt misschien mystiek, en soms voelde het ook zo, maar het materiaal sprak terug. Het gaf grenzen aan. Het weerstond.
In de testsessies die we deden – we zijn op zoek naar B, dus gaan nu A doen – verloren we onze richting – we kwamen uit bij Q – en hoe onpraktisch of oncomfortabel ook: Dat was nou net de bedoeling.
Zodra we gefrustreerd raakten door de ongrijpbaarheid van The Lab, dienden de reden om dit werk te maken zich weer aan: Het liet ons verdwalen, dwong ons afscheid te nemen van de logica en manieren van maken en denken die we al kenden. Het werk echode onze ideeën, en toonde zo ook onze overtuigingen. Die vaak niet bleken te kloppen. Het polijsten van een werk maakt niet per se dat je er meer in op kan gaan en het weghalen van onregelmatigheden zorgt niet voor meer desoriëntatie, integendeel. Het bleken achteraf vooral pogingen tot controleren.
Met The Lab leren spreken
Het proces ontnam ons onze autonomie als makers ; zodra je gaat probéren te verdwalen, weet je waar je heen gaat, maar bevestigde die tegelijkertijd ook; The Lab als wezen liet ons uiteindelijk wel degelijk verdwalen, in diens gangen en in onze gedachten. (Missie toch geslaagd?)
De grenzen tussen maker, materiaal, idee, materie, autonomie en overgave vervaagden. Eerdere werkprocessen communiceerden ook wel eens met me, maar nooit eerder was de uitwisseling met het wezen dat we creëerden zo sterk.
De creatie van The Lab laat zich het beste omschrijven als een uitwisseling van echo’s: Wij vonden onze weerklank als makers in het materiaal, en de feedback van het materiaal weerklonk in onze ideeën. Daarbinnen was het niet alleen aan ons als scheppers om de richting te bepalen. Soms moesten we op onze handen zitten. Niet doorduwen. Niet controleren. Vertrouwen dat het werk wist waar het heen wilde. En gaandeweg met The Lab leren spreken.
Als maker van The Lab herken ik mezelf enigszins in Socrates’ duiding van kunstenaarschap, maar tegelijkertijd voelt het te makkelijk om te zeggen dat de ervaring van The Lab al bestond en ik alleen het geld bij elkaar moet verzamelen en me open moet stellen om het in de realiteit te brengen. Ion is een bezetene, geen vakman. En ergens voel ik me inderdaad meer een geleider dan een bedenker. Tegelijkertijd wil ik mezelf niet reduceren tot een passieve spreekbuis van een onzichtbare muze. The Lab is geen goddelijke ingeving. Het is een complex samenspel van materie, ideeën, contexten, mensen. En ja, ook geld, deadlines, en verwachtingen. Opnieuw, de vervaging van grenzen.
Samen, or not at all
Donna Haraway bespreekt in haar boek Staying with the Trouble (2016) het concept van knopen om te verwijzen naar de interconnecties tussen menselijke en niet-menselijke levensvormen.
“Trouble is an interesting word. It derives from a French verb meaning ‘to stir up,’ ‘to make cloudy,’ to disturb. We… require each other in unexpected collaborations and combinations, in hot compost piles… as knots. We become with each other or not at all.” (p.17-18)
We worden iets, in samenwerking, or not at all. Zoals Haraway beschrijft was de knoop toelaten tussen ons als makers en The Lab noodzakelijk voor de creatie van The Lab. En daarmee ook voor het laten ontstaan van iets anders namelijk: de knoop, iets dat groter is dan alleen ons menselijke handelen. De knoop of in dit geval The Lab als interconnectie tussen menselijk en niet-menselijke levensvormen. Het klinkt als een harmonieus proces. Niets was minder waar.
Gedurende het maakproces ontdekte ik telkens weer dat we als moderne, autonome mensen gelovend in onze eigen maakbaarheid eerder geneigd zijn – of aangeleerd hebben gekregen – om onszelf te zien als degene die de knoop legt of oplost en daarmee een bepaalde macht verkrijgt, dan als onderdeel van de knoop.
Alles in mij wilde sturen, structureren, vormgeven. De agressie zit diep. Niet als boosheid, maar als gewoonte, als survival skill. Me overgeven aan het onbekende, de controle of autonomie als maker deels opgeven, voelde haast gewelddadig (“een eindeloze val“). Alsof datgene waarmee ik mezelf staande houd in deze onzekere wereld me afgenomen werd. (Waarom wilde ik dit werk ook alweer maken?)
Ik ervaarde hoezeer we voortdurend op zoek zijn naar houvast, betekenis, richting, controle, helderheid. (Is dit te letterlijk of te abstract? Snapt het publiek het nog wel? Wat zegt deze keuze over mij als maker? Maar ook: Waarom doet hij niet wat ik van hem gevraagd heb?)
En tegelijkertijd was daar ook het enigszins tragische besef dat ik met de creatie van The Lab juist een antidotum wilde vormen tegen die houvast en controledrang. Het maakproces spiegelde hoezeer in ieder geval ik in een bepaalde denkhouding vastzat, wild en in paniek om me heen grijpend op zoek naar grip, terwijl ik net met goede moed een zwart gat in gesprongen was. Wat als we oplossingen proberen te vinden voor een manier van denken door erover na te denken? En wat als we, net als in The Lab, de verwarring niet moeten bestrijden, maar toelaten?
De mens als speler tussen andere spelers
Dat laatste lukt me de laatste tijd steeds beter. The Lab is nog niet helemaal af, voor zover dit wezen ooit af kan zijn, en ik ben nog niet genezen van mijn eigen denken, maar ik zie de knoop voor wat hij is. Het accepteren van de knoop leverde mij, naast een onvoorspelbaar maar gelaagd maakproces, nog iets waardevols op: Het toonde me een andere manier van mezelf verhouden tot de ander. De ander is in dit geval The Lab, maar deze houding bestaat ook buiten de muren van de studio. De ecologische ander als kans om jezelf te zien als onderdeel van een groter geheel.
Ook voor Haraway hangt de notie van de knoop samen met het maken van verwantschappen, ‘kinships’, die verder gaan dan biologische familiebanden. Het gaat om relationele verantwoordelijkheid en zorg in een complexe wereld, waarin de mens niet langer het middelpunt is. De mens niet als regisseur van het toneel aarde maar als speler tussen andere spelers.
Misschien is dat wat The Lab doet, of in elk geval probeert: Een oefening in een andere houding. Een waarin de wereld zich niet onmiddellijk hoeft te tonen als (be)grijpbaar object, maar mag blijven trillen, schuiven, ontwijken. Waarin verwondering belangrijker is dan controle. Waarin niet alles begrepen hoeft te worden, om waardevol te zijn.
Annemijn Rijk, 16 juli 2025
Met dank aan filosoof dr. Max van der Heijden voor de waardevolle uitwisseling over dit onderwerp.